De teloorgang van molen Zeldenrust
Arnold Bosch pakt de zaag. Het is genoeg geweest. Hij heeft gepraat, gewaarschuwd, gedreigd. En er gebeurt niets. “Ik ga zelf een stuk afzagen”, zegt hij tegen zijn vrouw Henriëtte. Ze knikt. Ze weet het.
Arnold Bosch pakt de zaag. Het is genoeg geweest. Hij heeft gepraat, gewaarschuwd, gedreigd. En er gebeurt niets. “Ik ga zelf een stuk afzagen”, zegt hij tegen zijn vrouw Henriëtte. Ze knikt. Ze weet het.
Tekst en fotografie
Carlien Bootsma
B osch stapt de deur uit en loopt in een paar passen naar molen Zeldenrust in Westerwijtwerd. Hij zet de tanden van de zaag in het hout. Wrrrt. En terug. Wrrt. Het doet pijn. De molen uit 1845, die hij met eigen handen heeft opgelapt en die hij als molenaar draaiende houdt; juist die kolossale molen drukt op hun naastgelegen woning, waar hij met zijn vrouw en drie kinderen woont. Het hout van de molen rust op de dakpannen, waardoor ze knappen. Zeldenrust zakt door zijn fundament.
Het was op die dag – zo’n drie jaar geleden – dat de frustratie het won van de liefde voor de molen. “De liefde voor mijn gezin en huis was groter”, zegt Bosch.
Molen Zeldenrust staat sinds 1845 in Westerwijtwerd, gemeente Loppersum. Ruim anderhalve eeuw overleeft hij de stormen der tijd. Het Rijksmonument dreigt nu ten prooi te vallen aan ondergrondse stormen in Groningen; aardbevingen als gevolg van de gaswinning. Niemand uit het dorp kan er iets aan doen, maar de huizen raken beschadigd. De molenaarswoning is verlaten, het is er niet meer veilig. De molen verloedert.
Onkruid groeit tot aan de kozijnen. Verf bladdert af. In de nok van de molen ligt een dode duif in het donker.
Ons Groninger erfgoed.
De molen met molenaarswoning in Westerwijtwerd.
Het is de charme van het huisje die Arnold en Henriëtte verleidt. We schrijven 1993. De twee zien het wel zitten; samenwonen in het monumentale molenhuisje. De molen ziet er weliswaar wat verrot uit, maar ze zijn verliefd. Op het weidse uitzicht. Op het vrijstaande huisje dat van buiten zo klein lijkt, maar eenmaal binnen toch ruim is. Ze weten; hier gaan we onze kinderen krijgen. Niet alleen het huisje is authentiek, datzelfde geldt voor de oude molenaar Tinus Hazekamp. “We moesten altijd oppassen”, zegt Arnold lachend. “De molenaar plaste nog gewoon naar beneden.”
Henriëtte en Arnold voeden in het molenhuisje hun drie kinderen op. “We hielden de kinderfeestjes in de molen”, herinnert Henriëtte zich. Bij die gedachte glimlacht ze weemoedig. “Het was toch best bijzonder, een vader die molenaar is.”
In haar appartement in een verzorgingshuis in Middelstum wijst Eke Hazekamp (86) naar een zwart-wit foto aan de muur. Molen Zeldenrust. “Die foto is meer dan honderd jaar oud”, zegt mevrouw Hazekamp trots. Haar man Tinus draaide op de molen.
Een puzzelboekje ligt binnen handbereik. Op tafel een Perzisch kleed. Klassieke meubelstukken sieren de keurige kamer.
Haar man Tinus kwam uit een echte molenaarsfamilie. Van jongs af aan draaide hij al op de Zeldenrust. Net als zijn vader voor hem had gedaan. En diens vader. Liefst 140 jaar lang was de molen in het bezit van de familie Hazekamp.
“Mijn man mocht dat werk graag doen. Hij leverde aan een bakker in Middelstum: voor roggebrood. En ook wat voor de boeren. Gerst, voor de varkens en koeien.” Dan liep hij naar de molen – altijd op klompen – met die typische tred van hem – ietwat stijf in de schouders, grote passen. Ze haalt een fotoboek uit de kast. Bladert even, vindt de foto die ze zoekt. Haar Tinus. Donkerbruine ogen, een vriendelijk, rond gezicht. Kort grijs haar.
Eke Hazekamp
Tinus overlijdt in 2010. Tijdens zijn uitvaart draait de nieuwe molenaar – Arnold Bosch – het wiekenkruis van de molen met de rouwstoet mee. Een laatste eerbetoon aan een gedreven molenaar.
Tinus en Eke bestierden samen maar liefst 51 jaar het befaamde huiskamercafé in Westerwijtwerd. Het café, met de Perzische kleedjes op tafel, een gordijn van grijze rook, de lange tafel in het midden van de ruimte waar men bier dronk, uit de fles. En de gehaktballen van Eke Hazekamp. Ze draaide er zo’n tien pond gehakt per week doorheen.
Het is in datzelfde café dat de molen in 2000 van eigenaar wisselt. In het dorp is geld ingezameld om de Zeldenrust in eigen hand te houden. Tinus Hazekamp wil de molen verkopen. Hij leefde voor de molen en ondanks dat hij het nooit breed heeft gehad, wist hij met allerlei lapmiddelen de molen wind- en waterdicht te houden. Dorpsbewoners herinneren de molenaar als iemand die erg op zichzelf was, met een flinke dosis humor. De molenaar dronk niet, maar rookte des te meer.
Arnold Bosch is voorzitter van stichting Molenrust en herinnert zich het moment nog goed. Als de koop bijna rond is schroeft Tinus Hazekamp plots de prijs op met 10.000 gulden. Dat bedrag kan de stichting niet ophoesten. En dus schuiven de leden van Stichting Zeldenrust de stoel naar achter en gaan ze staan. “We waren onderweg naar de deur”, vertelt Bosch. Ze worden teruggeroepen. Bij nader inzien kan het toch voor het afgesproken bedrag. “Het ging er echt op de ouderwetse handelsmanier aan toe.” Oud-molenaar Hazekamp schudt nieuwe molenaar Bosch de hand. De deal is rond.
Het opknappen kan beginnen.
In de maanden daarna gaan er liters verf doorheen. De kap van de molen ligt bij de overburen, die hun schuur beschikbaar hebben gesteld voor de restauratie. Veel mensen uit het dorp zijn bij het opknappen van de molen betrokken, jong en oud. Ze helpen op allerlei manieren; met het maken van de trappen, met schuren, koffie zetten. Een handvol inwoners draagt een flink bedrag bij om de molen weer mooi te maken.
Op een warme zomerdag in augustus 2003 ziet de kap van de molen er weer uit om door een ringetje te halen. Met behulp van een kraan wordt de kap weer op de Zeldenrust gehesen. Een waar spektakel waar het dorp voor uitloopt. Zo mooi heeft ze er nog niet bijgestaan. Niemand kan dan vermoeden dat het er tien jaar later heel anders uit zal gaan zien voor de Zeldenrust.
Alles rammelt. Rinkelt. De aarde deint. Kopjes vallen uit de kast. Het is 16 augustus 2012, iets na half elf ‘s avonds. De hele straat in Westerwijtwerd staat vol mensen, mensen in pyjama, met witte gezichten. Sommigen durven hun huis niet meer binnen uit angst voor naschokken.
De beving van Huizinge op 16 augustus 2012 is met 3.6 op de schaal van Richter de krachtigste beving ooit gemeten in Groningen. Het luidt een nieuwe tijd in. Ook voor Westerwijtwerd. Zo goed als alle huizen in het dorp hebben scheuren. Niet alleen in muren, er ontstaan scheuren in het vertrouwen van inwoners, in het veiligheidsgevoel. Op verjaardagen gaat het altijd even over de gevolgen van gaswinning.
O ok de molen komt niet ongeschonden uit die eerste zware beving. De Zeldenrust scheurt. En het probleem wordt iedere keer dat de aarde beeft groter; hoewel de bevingen nooit meer zo heftig zijn als die eerste bij Huizinge, zakt de Zeldenrust verder over het huisje heen.
‘s Nachts ziet Henriëtte Bosch in gedachten het veertien ton wegende molenkruis boven haar gezin hangen. Vooral in de donkerte van de nacht overvalt het onveilige gevoel haar.
Sinds de eerste beving maken de twee zich al zorgen, maar waar ze ook vragen, niemand kan ze vertellen wat ze te wachten staat. “We voelen ons niet serieus genomen”, zegt Henriëtte. Pas als ze in een traject van speciale gevallen terecht komen en ook de burgemeester zich ermee gaat bemoeien, wordt het ietsje beter. Steeds die onrust: wanneer komt de volgende beving? Hoe zwaar zou die zijn? En als die komt, wat gebeurt er dan met de Zeldenrust? Wat ze wel weten: bij een zware beving kan de molen instorten. Dat is onderzocht.
Molens moeten het hebben van de wind, maar juist die wind wordt de Zeldenrust te veel. Elke keer als windkracht acht of meer wordt voorspeld, moet het gezin noodgedwongen de molenaarswoning verlaten. Henriëtte, Arnold en de kinderen houden steeds buienradar in de gaten. En als de wind aantrekt, gooien ze alles in de auto: schoolboeken. Sportkleren. De kinderen. Ook de hond gaat onder de arm mee. Het is wel een keer of vier voorgekomen dat het gezin vanwege de wind vertrekt naar Hotel Ekenstein in Appingedam, of hotel Spoorzicht in Loppersum. “Idioot eigenlijk”, zegt Arnold Bosch als hij er aan terug denkt. “Ook die hotels zitten weer vol scheuren.”
Henriëtte: “We hadden goed contact met onze contactpersoon bij de NAM, haar mochten we altijd bellen.” Een ding is zeker: Ze moesten op alles voorbereid zijn, geestelijk flexibel zijn, zoals Henriëtte het zegt.
Het gezin vertrok twee jaar geleden definitief uit de molenaarswoning. Het ging niet langer. Arnold: “Ik wilde het risico gewoon niet lopen. Met dat wiekenkruis boven ons dak.” Onderzoek wees uit dat bij zwaardere bevingen de veiligheid van het gezin niet gewaarborgd kon worden. De NAM koopt de molenaarswoning. Het voelt als erkenning. Ongewenste erkenning, dat wel. Nu wonen ze 1,5 kilometer verderop, in een karakteristiek pand in Fraamklap. Ook dit huis zit weer vol scheuren.
De Zeldenrust is een koren- en pelmolen.
De Zeldenrust is in 1845 gebouwd en was van 1856 – met een korte onderbreking – tot 2000 in bezit van de familie Hazekamp. De molen werd gebouwd in 1841, brandde vier jaar later af en werd vervolgens weer herbouwd. Nadat de molen vanaf 1980 in verval was geraakt, verkocht molenaar Tinus Hazekamp in 2000 de molen aan een particuliere stichting die de molen restaureerde.
In 1989 kwam het boek Van Haver tot Gort uit, waarin cartograaf Roel Helmers met 150 tekeningen de molen in kaart bracht. In 1996 werd op basis van dit boek een replica van de Zeldenrust gebouwd in het Zuid-Afrikaanse dorp Evendale.
De molen is sinds 2007 eigendom van het Groninger Landschap, het molenaarshuisje is in handen van de NAM.
Henriëtte en Arnold bouwen verder aan hun leven. Ze zijn in hun nieuwe huis druk aan het vertimmeren. “Ik vraag nergens meer toestemming voor”, zegt Arnold. Het vertrouwen in wat voor overheid dan ook is hij definitief kwijt. Hij doet, vraagt niet.
Ze zijn na veel wikken en wegen in het aardbevingsgebied blijven wonen. Om de kinderen niet uit hun sociale omgeving te halen, maar ook omdat verhuizen naar Groningen of Haren financieel niet mogelijk is, daarvoor zijn ze niet genoeg gecompenseerd. En er speelt nog iets; een koppig sentiment wellicht. “Wij laten ons niet wegjagen.”
De verhuizing raakt hen ook na twee jaar nog. Als Arnold erover vertelt klinkt zijn stem geknepen. Hij zegt: “Ik krijg een knoop in mijn maag.”
Wanneer de molenaarswoning steeds leger raakt, openbaren zich de kleine dingen waar Henriëtte en Arnold veel liefde in hebben gestoken. “De tegeltjes die we samen op de kop hebben getikt, de vloer die ik nog heb gemaakt, de kastjes die ik heb getimmerd in de kinderkamer, bureaus, de badkamer die we hebben verbouwd.”
Arnold maakt voor vertrek een laatste ronde door het huis; zelfs in de schuur staat hij nog even stil. Hij kijkt het brouwlokaaltje rond, waar hij met mede-molenaar Wolter Goossen bier brouwt. “Daar hebben we een half jaar aan gewerkt. Allemaal weg.”
“Het is heel anders als je er voor kiest om te verhuizen”, zegt hij. In de weekeinden en tijdens de vakantie worden spullen van het oude adres naar het nieuwe gesleept. Altijd met haast en spoed – even tussendoor – want ook de rest van het leven raast door. “Mijn zoon haalde ook een keer een kar met spullen op”, vertelt Arnold. Hij was wat gehaast en vergat pardoes alles goed vast te maken. Gevolg: een spoor van huisraad tussen de molenaarswoning en hun nieuwe stek. De lades van een kast vielen uit de kar waardoor de inhoud ervan – veelal kinderspeelgoed – in de berm terecht kwam. De kast heeft nooit meer goed dicht gekund.
“We zijn met een zucht weggegaan”, zegt Henriëtte. “Ik rijd soms langs. Kijk even. Voel de pijn weer. Het is een ongewenste emotie waar ik niet op zit te wachten. Een emotie die er niet was geweest als er geen gaswinning was.”
Henriëtte: “We hebben ons getroost gevoeld dat we in een monument hebben gewoond, een pand dat bewaard zou blijven. We hebben meegeholpen cultureel erfgoed in stand te houden, daar waar andere mensen alles verliezen.”
Dat gevoel is volgens Henriëtte verstoord doordat er tijdelijk huurders in hun woning zijn toegelaten, zonder dat er iets aan de veiligheid van de molen is gedaan. Dat steekt.
Hoe kan het dat het ene gezin moet vertrekken uit een woning die schijnbaar onveilig is, terwijl er – al is het tijdelijk – wel huurders in mogen? Dat is niet helemaal duidelijk. Volgens Henriëtte en Arnold werken afdelingen langs elkaar heen. Volgens een woordvoerder van Centrum Veilig Wonen levert de molen geen gevaar op en is het vertrek een eigen keuze geweest. Desondanks heeft de NAM de woning van Henriëtte en Arnold gekocht. Het stel haalt het onderzoek van ingenieursbureau Ritsma uit Stadskanaal aan – dat in opdracht van de gasproducent is uitgevoerd. Daarin is te lezen dat het niet aan te raden is om in de molenaarswoning te blijven wonen, het risico is te hoog. Henriëtte: “Ons huis staat onder de molen. Als er een beving komt, weet niemand welke kant hij opvalt.”
W anneer Wolter Goossen door de molen loopt, zakken de planken in. De originele vloer kraakt onder zijn voeten. Goossen is sinds Arnolds vertrek eerste molenaar. Hij kent iedere nerf, iedere spijker in de molen. Hij raakt niet uitgepraat over de kracht die vrijkomt als de Zeldenrust draait. Hij vindt het indrukwekkend. “Hoe mensen dat vroeger bedacht hebben”, zegt hij.
Bovenin de molen ligt een laag stof op de robuuste planken. Het ruikt er muf, naar oud meel. De wind giert om het houtwerk. In de nok ligt een dode duif op de rug in het donker.
Goossen voert een stil protest. Hij draait de Zeldenrust zo weinig mogelijk, om op die manier druk te zetten op de NAM. Hij wil geen bezoek in de molen, want wat nu als er net een aardbeving komt? Hij wil de verantwoordelijkheid in ieder geval niet dragen.
Boos is Goossen niet over de situatie, wel gefrustreerd. Vooral door het getraineer. “Kunnen we eindelijk beginnen met opknappen, is er een of andere afdeling die het huis verhuurt. Is de boel weer met een jaar vertraagd.”
Als de NAM zo doorgaat, heeft hij er geen vertrouwen in dat de molen overleeft. “We hebben al heel wat gehad, steeds komen ze met nieuwe ideeën. De molen moet op rubberen blokken. Of er moet een betonnen plaat onder. En de normen worden iedere keer aangepast.”
Goossen is een techneut. Een man met een groot rechtvaardigheidsgevoel. Hij zegt: “Als je schade veroorzaakt, moet je ook voor de kosten staan. Niet jarenlang mensen met een kluitje het riet in sturen.”
De Zeldenrust is het eerste dat dorpsbewoners in de verte zien van hun Westerwijtwerd – naast de kerktoren. Niemand weet hoe lang nog.
De hechte groep uit het dorp die jarenlang bij de molen betrokken is geweest, is niet meer.
Ze kunnen het gedonder rond de molen er niet bij hebben. De meesten hebben de handen vol aan hun eigen schade.
Waar eerst de molen het sociale leven in het dorp draaiende hield, staat de Zeldenrust nu roerloos in het landschap. Iets voorovergebogen.
De molen is sinds 2007 eigendom van Het Groninger Landschap. Douwe van der Zee, beheerder erfgoed, vertelt:
“Molen Zeldenrust is al ruim anderhalve eeuw niet weg te denken uit het dorpsgezicht van Westerwijtwerd. Het is een authentieke en mooie molen. Naast de achtkante stellingmolen staat een molenaarshuisje dat geen eigendom van ons is.
Helaas is er schade aan de fundering van de molen ontstaan. Wij staan te popelen om de boel op te knappen. Op dit moment is de molen niet in bedrijf, de vrijwilligers willen ook graag weer aan de slag.
De geconstateerde schade is een combinatie van ouderdom en aardbevingsproblematiek. We zijn een aantal jaren geleden al begonnen uit te zoeken hoe we de molen het beste kunnen laten restaureren en aardbevingsbestendig maken, waarbij de monumentale status bewaard blijft.
We hebben met Centrum Veilig Wonen en de NAM gesproken. We zijn om de tafel gaan zitten om herstelplannen te maken. Dan blijkt dat het proces om tot een oplossing te komen enorm complex is. Alles wordt in kaart gebracht. Ik denk dat er geen molen in Nederland is waar meer aan gerekend is. Het proces is stroperig verlopen, mede doordat in de tijd de norm is aangepast. Ook is er nog weinig ervaring met het aardbevingsbestendig maken van een molen.
Het eerste plan was base-isolation, onder de molen zou een betonnen plaat geplaatst worden. Die plaat zit dan weer in een betonnen bak met daartussen rubberen blokken om schokken op te vangen.
Toen bleek dat dit toch niet uitgevoerd kon worden, werden er andere plannen gemaakt. Mensen waren enthousiast, het was minder ingrijpend, maar wel duurder. Toen ging er in de besluitvorming weer een hele tijd overheen. Nu zitten we in een periode dat we in afwachting zijn van de NAM. De NAM heeft van begin af aan zijn verantwoording genomen, maar de communicatie verloopt stroef en er worden geen knopen doorgehakt.
Het is erg jammer dat dit hele proces stroperig verloopt. Zo langzamerhand zijn de voorbereidingskosten hoger dan de uiteindelijke herstelkosten. Dit is niet zoals het hoort. Stilstand van de molen is achteruitgang van het monument. De groep vrijwilligers valt uiteen. Wij zouden heel graag willen dat het proces nu vlot getrokken wordt door de NAM. Het blijft een hele kluif om dit op de rit te krijgen, maar de molen is het waard.”